Studeren voor de elite?

Het is regelmatig in het nieuws, waarbij de vraag vaak wordt gesteld: ‘Is studeren straks uitsluitend weggelegd voor de elite?’ Dat alleen kinderen van ouders met een goedgevulde beurs – in dit verband aangeduid als ‘elite’ – zouden kunnen studeren, is niet nieuw. Tot en met de 19e eeuw was studeren aan een van de universiteiten werkelijk een privilége voor de hogere klasse. In 2015 was het tweehonderd jaar geleden dat het Rijk studiebeurzen begon toe te kennen, maar die eerste beurzen kwamen vooral terecht bij telgen van de verarmde elite. Voor de lagere en middenklasse was het zo goed als onmogelijk om een studie aan een universiteit te volgen. Pas na de Tweede Wereldoorlog kregen studiebeurzen een meer maatschappelijk effect.

Tegenwoordig is het toekennen van beurzen om te studeren weer punt van de agenda. De basisbeurs – een gift voor studenten – is al afgeschaft en zelfs het studentenreisproduct, de Ov-jaarkaart, lijkt weer op de politieke agenda terecht te komen. En naar verwachting wordt studeren steeds duurder. Voor kinderen van ouders die een laag inkomen hebben, bestaat een aanvullende beurs. Lenen kan nog steeds, en de voorwaarden zijn zeker aantrekkelijk te noemen. Studenten hoeven het geleende bedrag, dat wel kan oplopen tot 50.000 euro, pas na hun studie terug te betalen en de rente is extreem laag. Overigens moet de aanvullende beurs en het studentenreisproduct wel worden terugbetaald als de studie niet binnen tien jaar wordt gehaald.

Toch is het in Nederland nog steeds goed geregeld: studenten kunnen lenen en daardoor studeren. Het is wel zo dat het bedrag dat (maximaal) geleend kan worden, lager is dan het bedrag dat nodig is. De overheid verwacht dat zowel de student als de ouder gewoon meebetaalt. Studeren is namelijk een duur geintje. Hoewel het Nibud een overzichtelijk lijstje heeft gemaakt van kosten voor een student, zijn dat logischerwijs gemiddelde bedragen. In de praktijk valt het behoorlijk tegen. Om maar een voorbeeld te noemen: voor kamerhuur wordt een post van gemiddeld drie- tot vierhonderd euro toegekend. Met zo’n bedrag kom je een eind in steden als Groningen en Rotterdam, maar in Amsterdam is het tegenwoordig vrijwel onmogelijk om voor dat geld een kamer te vinden. Ook vervoer (55 euro) is erg afhankelijk van de locatie. In Groningen doen ze alles lopend en op de fiets, maar in Rotterdam heb je vaak de metro of bus nodig. En als dochterlief ’s avonds een feestje heeft gehad in een ander deel van de stad, heb je toch liever dat ze een Uber naar huis pakt, dan dat ze door dubieuze buurten op haar fietsje naar huis gaat. Voor ontspanning, uitgaan en sport rekent het Nibud een post van € 144 per maand voor. Wellicht heeft uw kind er straks geen interesse in, maar veel studenten sluiten zich aan bij een studentenvereniging. Er zijn gala’s (in een galajurk of -pak), 21-diners, clubavonden, dispuutsactiviteiten en als het even tegenzit, maakt uw studerende kind ook nog een lustrum mee: de kosten voor ‘ontspanning’ kunnen in het extreme geval oplopen tot drie- en zelfs vierduizend euro per jaar. Dan zijn er nog posten die niet in het rijtje staan, zoals studiereizen en verhuizingen (studenten verhuizen bijzonder vaak). Studenten kunnen met een baantje naast hun studie ook wat bijverdienen, maar vaak is dat niet genoeg om alle extra kosten te dekken. Bovendien worden tegenwoordig steeds meer eisen gesteld aan de studie en liggen de baantjes niet altijd voor het oprapen. Kortom: het is verstandig om op tijd te beginnen met sparen voor de studie van uw kind(eren). Zodat studeren voor úw kind straks in elk geval nog steeds mogelijk is.

Heeft u een vraag of wilt u persoonlijk advies?

Heeft u naar aanleiding van informatie op deze pagina een vraag of wilt u persoonlijk advies? Vul dan het onderstaande reactieformulier in of neem contact met ons op. 

Wij nemen de regelgeving met betrekking tot de bescherming van uw persoonsgegevens serieus en hechten veel waarde aan de bescherming van uw privacy. Bekijk hier ons Privacy statement.